Gezondheidsrisico's van fijn stof in Nederland.RIVM Rapport 650010033'02 RIVM Bibliotheek. Zoek naar pdf rapport 650010033 Fijn stof in de lucht kan leiden tot gezondheidsklachten en zelfs vroegtijdige sterfte. Dat blijkt uit een honderdtal epidemiologische studies. Hoe die effecten precies ontstaan is nog niet duidelijk. Vast staat echter dat de gezondheidseffecten door fijn stof zo ernstig en omvangrijk zijn dat nadere actie geboden is. In de wetenschappelijke literatuur staat fijn stof bekend als 'deeltjesvormige luchtverontreiniging' (Engels: Particulate Matter, ofwel PM.). Afhankelijk van de doorsnee van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM10 (voor deeltjes met een doorsnee tot 10 micrometer) of PM 2,5 (doorsnee tot 2,5 micrometer). Een micrometer is een duizendste millimeter. Deeltjes kleiner dan 10 micrometer worden door mensen ingeademd en dringen door in de luchtwegen. Dankzij recente studies zijn er gegronde vermoedens over de biologische mechanismen die in het spel zijn en welke groepen mensen waarschijnlijk gevoelig zijn voor blootstelling aan fijn stof. Maar aangezien 'fijn stof ' een verzamelnaam is voor een complex mengsel van allerhande grote en kleinere stofdeeltjes in de luchtverontreiniging blijft het lastig om oorzakelijke verbanden te ontrafelen. In hoofdstuk 2 van dit rapport komen de verschillende fijn stof deeltjes, hun onderlinge wisselwerking in de atmosfeer en de diverse meetmethoden aan bod. Ook wordt een overzicht gegeven van de gezondheidsklachten die fijn stof kan veroorzaken. In hoofdstuk 3 worden de nieuwste epidemiologische, toxicologische en medische inzichten in onderlinge samenhang besproken. Op grond van epidemiologische studies wordt geschat dat in Nederland jaarlijks zo'n 1700 tot 3.000 mensen vroegtijdig overlijden door het inademen van fijn stof. En dan hebben we het alleen nog over de acute gevolgen van blootstelling aan luchtverontreiniging. Nemen we ook de lange-termijneffecten van chronische blootstelling aan fijn stof in beschouwing, dan zouden in Nederland mogelijk zelfs 10.000 tot 15.000 mensen jaarlijks vroegtijdig overlijden. De laatste schattingen zijn met meer onzekerheid omgeven, aangezien chronische effecten in minder studies gekwantificeerd zijn dan acute effecten. Bovendien is de berekening het resultaat van een vertaalslag van internationale onderzoeksresultaten naar de Nederlandse situatie en die is niet helemaal vergelijkbaar. Hoofdstuk 4 van dit rapport geeft een overzicht van de meest recente informatie over bronnen en emissies van fijn stof in Nederland. Aansluitend wordt in hoofdstuk 5 de huidige en toekomstige Europese normstelling kritisch beoordeeld. Aanbevolen wordt om voorlopig PM10 te blijven hanteren als Europese standaard voor luchtverontreiniging door grove {n fijnere stofdeeltjes. Daarnaast zou er voor het fijnste stof een aparte normstelling of een meer brongerichte normstelling ontwikkeld moeten worden omdat er steeds meer aanwijzingen komen dat kleinere stofdeeltjes de gezondheid bedreigen Overigens is nooit aangetoond dat de gezondheidseffecten pas boven een bepaalde drempelwaarde optreden. Zelfs van fijn stof concentraties ver onder de huidige Europese normen zijn gezondheidseffecten in de bevolking te verwachten. Fijn stof is een complex mengsel van allerlei fracties die meer of minder van belang zijn voor de gezondheid. Die verschillen in toxische potentie wegen zwaar mee bij een doeltreffend emissiebeleid. Bestrijding van de uitstoot van fijn stof valt te rechtvaardigen vanuit het voorzorgbeginsel. Door verdere brongerichte maatregelen kan men de totale massa PM10 aerosol in de luchtverontreiniging terugdringen, of eerst die fracties aanpakken die vermoedelijk het meest relevant zijn voor de gezondheid. Waarschijnlijk behoren tot de relevante fracties het dieselroet uit de vervoerssector en fijn stof afkomstig van overige verbrandingsprocessen. Dergelijke bronnen verdienen prioriteit in het beleid voor uitstootbeperking van fijn stof. Bestrijding van de ongecontroleerde scheepvaartemissies blijkt bijzonder kosten-effectief. De aanpak van andere verbrandingsprocessen, zoals industriele verbranding, open haarden en mobiele werktuigen is ook mogelijk, maar minder kosten-effectief. De EU heeft voor fijn stof twee normen vastgesteld, namelijk een dag- en een jaargemiddelde. Deze beide normen zijn niet gelijkwaardig, hoewel dat oorspronkelijk wel de bedoeling was. De Europese jaargemiddelde PM10 norm bedraagt 40 microgram fijn stof per kubieke meter lucht (ug/m3). In Nederland kunnen we dat vertalen naar een dagelijkse norm van 50 ug/m3 met 80 toegestane overschrijdingen per jaar (terwijl de EU-norm maar 35 overschrijdingen toestaat) of een dagelijkse norm van 100 ug/m3 met 7 toegestane overschrijdingen per jaar. Om praktische redenen verdient die laatste norm de voorkeur. Overigens zijn er goede argumenten om maar een norm, en dan liefst een jaargemiddelde, te hanteren. Een daggemiddelde norm kan echter van pas komen bij publieksvoorlichting. In 2005 lijkt de jaargemiddelde EU norm van 40 ug/m3 voor fijn stof in Nederland in het algemeen haalbaar. Lokale overschrijdingen op 'hot spots' zijn echter niet uit te sluiten. In 2010 is de indicatieve jaargemiddelde waarde van 20 ug/m3 in Nederland echter niet haalbaar, zelfs niet tegen hoge kosten. Zelfs als in 2010 alle voorgenomen stofbestrijdingsmaatregelen zijn uitgevoerd zullen vermoedelijk nog steeds 36 tot 40 maal per jaar daggemiddelde concentraties boven de 50 ug/m3 voorkomen. De dagelijkse EU normen voor 2005 en voor 2010 lijken voor Nederland dan ook niet haalbaar en gezondheidseffecten zullen blijven bestaan |